Het
lijkt wel of steeds meer mensen “rendementsdenken” een vies woord vinden. En
niet alleen de sociale wetenschappers en kunstenaars die er het hardst door
getroffen worden. Zelfs Minister Bussemaker van OCW kan het “kennis, kunde,
kassa” mantra niet meer uit haar keel krijgen. Want, zo suggereert ze, een
geestelijk goed als kennis en cultuur kán niet gereduceerd worden tot een
economische waarde. Cultuur en filosofie hebben namelijk ook een maatschappelijke waarde.
Maar
wat is die maatschappelijke waarde dan? In een prachtige column beschrijft Bas
Heijne het probleem: daar hebben we nauwelijks woorden meer voor. De taal van
de cijfers is de enige overgebleven taal. En voor zover we er al woorden voor
zouden hebben, ze in het openbaar gebruiken als argument voor het openhouden
van een studie Tsjechisch of Latijn durft men niet. Uit angst om publiekelijk
voor overheidsgeldverkwister uitgemaakt te worden.
Gelukkig
spreken sommigen nog de taal waarmee je kunt uitleggen waarom je ook al weer
sommige dingen in stand moet houden ook al kun je er niet direct winst mee
boeken. Zoals hoogleraar Irene Zwiep: "Nee, een geesteswetenschapper kan u
niet vertellen of het regent op Pluto. Maar hij kan wel uitleggen waarom we het
zo moeilijk vinden om op 4 mei NSB’ers te herdenken, waarom Amsterdam ooit een
Gouden Eeuw beleefde waar onze toeristenindustrie vandaag de dag nog op
draait". Dit soort dingen zijn nuttig om te weten omdat we onszelf er
beter door begrijpen. Maar is dat voldoende maatschappelijke waarde dan?
Deze
vraag verdient een genuanceerd antwoord. Want er bestaat geen recept waarmee de
maatschappelijke waarde van kennis en cultuur exact
gemeten kan worden. Maar die waarde kunnen we wel ervaren. Bijvoorbeeld als een museum laat zien hoe de Spaanse
bisschop Diego de Landa in 1562 in Mexico vrijwel alle Maya boeken verbrandde
om de niet-katholieke Maya cultuur en religie uit te wissen. Of als we dankzij
de onlangs overleden Denker des Vaderlands René Gude ineens de link ontdekken tussen een bijna onbegrijpelijke
filosoof en ons eigen leven. Dan voel ik heel duidelijk dat ik niet zou willen leven in een
maatschappij waarin kennis en cultuur niet een prominente plaats zouden hebben.
Maar
pas op: dit gevoel is niet in strijd met het rendementsdenken. Want het
rendementsdenken – zoals ik het graag zie – impliceert dat we cultuur en kennis
niet blindelings moeten financieren zonder echt te begrijpen waarom.
Natuurlijk, kennis en cultuur zijn waarden op zichzelf, maar ik ben het eens
met de minister van OCW dat dit niet voldoende is om gefinancierd te worden.
Het waarde-argument is een incompleet argument. Want het betreft waarden voor mensen, en dus moeten die waarden
op de een of andere manier wél gezien en ervaren worden door mensen. In die zin
moeten cultuur en kennis renderen.
Volgens
mij is dat een gezonde interpretatie van rendementsdenken: cultuur en kennis
moeten voldoende effect hebben op de maatschappij. Dat betekent om te beginnen
dat ze voldoende toegankelijk moeten zijn, en dus dat ze voldoende interessant
gemaakt moeten worden. Denk dan niet meteen aan volksvermaak of aan een soort
MacDonaldisering van kennis en cultuur, maar aan het simpele feit dat een
museumcollectie gepromoot moet worden. En even terzijde: er mag best gezocht
worden naar de economische effecten van kennis en cultuur. Dat is zelfs
dringend nodig. Want hoewel de positieve invloed van cultuur op economie
bewezen is, ontbreekt het aan voldoende empirisch onderzoek en databases op dit
punt. We hebben hier nog heel wat te leren.
UNESCO
helpt deze gezonde interpretatie van het rendementsdenken in de praktijk te
brengen. Ik zal de lijst heel kort houden: UNESCO is om te beginnen de enige
VN-organisatie die zich inzet voor de bescherming en de promotie van de meest
bijzondere stukjes natuur en beschaving die de planeet en de mensheid
voortgebracht hebben. Verder ontwikkelt ze momenteel een Aanbeveling waarmee
landen gezamenlijk hun musea en collecties (beter) kunnen promoten. En even
terzijde: UNESCO’s Institute for Statistics in Canada werkt op dit moment hard
aan het empirisch inzichtelijker maken van de relatie tussen culturele sector
en de economie.
De VIP-ingang van het UNESCO-gebouw in Parijs, ontworpen door de Italiaanse ingenieur Luigi Nervi naar het model van een nonnenkap. |
Maar
waar UNESCO ons om te beginnen mee helpt is denk ik de taal die we nodig hebben om te
beschrijven waarom zaken als cultuur en wetenschap zo belangrijk voor de mens
zijn. Het antwoord op deze vraag is even ontluisterend als eenvoudig: het is een kwestie van
menswaardigheid. Cultuur en kennis zijn menswaardig omdat ze onderdeel uitmaken
van de definitie van “mens”. Een van de verdiensten van UNESCO is dat ze de
internationale gemeenschap ertoe heeft kunnen brengen om deze gedachte serieus
te nemen en haar vast te leggen in een constitutie. Gelukkig staat daar dat cultuur en wetenschap “are indispensable to the
dignity - of man and constitute a sacred duty which all the nations must fulfil
in a spirit of mutual assistance and concern”. Want gek genoeg
willen we dat nog wel eens vergeten.
Twitter: @Oosterenvan